Supermarktmeisje

Vandaag zit ze op het krukje in pad vier, tussen de Nutella, zonnebloemolie, thee en koffie. Alle producten staan keurig uitgestald in de schappen. Orde, overvloed en kleurrijke verpakkingen, zo verleid je klanten.

Ze is niet alleen. Door de hele supermarkt zitten meisjes op krukjes. Met een beetje geluk zit haar collega in de buurt, dan kunnen ze wat kletsen. Vaker gebeurt er helemaal niets. Ze zit alleen in haar pad en plukt loom met haar vingers aan haar ingevlochten haar. Als het even kan, rust haar hoofd op een stapel dozen. Het is moeilijk wakker te blijven, al schijnt het TL licht hard en onafgebroken. Dan dommelt ze toch in. Even. Omdat niemand echt op haar let. Klanten passeren haar onverschillig. Haar manager zit voorin de winkel verveeld op zijn smartphone te kijken.

Wanneer een grijze, blanke man haar vraagt naar de American Garden pindakaas, schrikt ze op. Zonder veel enthousiasme wijst ze hem in de goede richting van haar pad. Hij heeft geluk, ze heeft de gevraagde potten vanmorgen in alle vroegte aangevuld. Er is net een nieuwe container vrijgegeven. De prijs moest wel iets omhoog. Inflatie. Voor haar is het hoe dan ook onbereikbaar, voor de kleinste pot moet ze zeker twee dagen werken.

Maar het is werk. Het is niet moeilijk of zwaar. Gewoon blijven zitten. Morgen misschien een nieuw pad.

Supermarktmeisje

Blikken vol verhalen

Dagelijks vullen de straten van Kampala zich met een schijnbaar eindeloze stroom voertuigen. Vooral de wegen in het centrum kunnen de aantallen maar moeilijk verwerken. Ik heb een haat-liefde verhouding met de file. Het betekent wachten in de hitte en wolken zwarte uitlaatgassen die me omringen. Maar de file is ook de beste plek voor het delen van een glimlach. Vaak zet ik mijn zonnebril af en laat ik mijn lichte ogen voor heel even vangen. Verwonderende, nieuwsgierige, goedkeurende, blije en starende blikken komen mijn kant op. Ik zie talloze ogen waar verhalen achter schuil gaan.

Naar die verhalen kan ik alleen maar gissen. Maar soms vertellen de diepbruine ogen me meer. Vorige week waren het de ogen van Denis. Hij leerde het maken van oogcontact af in zijn jeugd. Het zou zijn autoritaire vader alleen maar provoceren. Maar Denis wil voor groepen staan en hij realiseert zich dat zijn angst om contact te maken hem in de weg zit. We zitten in een lege ruimte tegenover elkaar, zwijgend, gefocust. De timer loopt en klokt 40 seconden oogcontact. Voor Denis een nieuw record.

Daniel staart over de eindeloze vlakte van de Kidepo vallei. Hij speurt er naar wilde dieren en vertelt ondertussen vol vuur over zijn zoektocht naar een tweede vrouw. Als Karamojong is dat heel normaal. En bovendien: het is voor zijn eerste vrouw best een klus om voor al zijn vrienden te koken. Zijn nieuwe aanwinst zal hard moeten werken. Daniel wil minstens tien kinderen, dus ook op dat vlak zijn er verwachtingen waar te maken. Een basisschooldiploma is genoeg, van meer onderwijs wordt de bruidsschat alleen maar hoger. Ze zal gescheiden leven van zijn andere vrouw, om ellende te voorkomen. Want vrouwen, die zijn van nature stubborn

Tijdens mijn gesprek met Rose speelt het zonlicht met de lachrimpels rond haar ogen. Met grote vaart naderen we Kampala. Als ik even op de weg focus, zie ik een eenbenige man net op tijd voor onze bus weg hinken. Rose heeft een missie. Ze probeert families te herenigen. Ik denk terug aan Isaac. Hij bleef na de scheiding van zijn ouders bij zijn vader. Maar zijn vaders nieuwe vrouw keek niet naar hem om. Rose legt me uit dat dit veel vaker gebeurt. Familiebanden zijn sterk in Uganda, maar eenmaal gebroken zijn kinderen de dupe. Het verklaart waarom ‘wees’ zijn in Uganda, niet altijd betekent dat de ouders overleden zijn.

De ogen van Annet stralen bijna altijd. Haar blik getuigt van enorme veerkracht. Ze is op jonge leeftijd getuige van een onthoofding voor haar kerk. Annet vertelt het ogenschijnlijk onbewogen. Twee dagen na die gebeurtenis houdt ze zich samen met twee andere meisjes schuil in een veld. Een patrouillerende groep rebellen vindt hen al snel. Maar ze hebben meer geluk dan de duizenden kinderen die in die tijd door het Leger van de Heer worden ontvoerd. Een van de leiders besluit hen te laten gaan. Een oom brengt Annet niet veel later naar Kampala. Een wereld van verschil met haar geboortedorp. De eerste avond eet ze met hem bij een restaurant. Zo vaak als ze kan glipt ze naar het toilet, om daar vanuit het raampje betoverd naar de duizenden lichtjes van de stad te kijken.

Als de avond valt, doe ik hetzelfde. Het is te donker om blikken te vangen. Mijn ogen volgen de lichtjes. Mijn gedachten volgen de verhalen.

Verslaafd

Wie met KLM naar Uganda vliegt heeft een tussenlanding in Kigali, Rwanda. Voor het verlaten van het vliegtuig sommeert een stewardess de uitstappende passagiers daar plastic zakken in het vliegtuig achter te laten. Ze zijn verboden in Rwanda. Omdat ik tot nu toe altijd doorgevlogen ben, probeer ik me dan voor te stellen hoe anders de aanblik van de straten er moet zijn. Ik ken de verhalen: Kigali oogt soms bijna steriel.

Het doet me denken aan de pogingen die ‘mijn’ Albert Heijn in Utrecht doet om het gebruik van plastic zakken te verminderen. Ik probeer er braaf mijn HEMA-shoppers te gebruiken. Ik heb ze ook meegenomen naar Uganda. Maar ik gebruik ze nooit.

Plastic zakken zijn hier een verslaving. Eerder deze week was ik net op tijd om een extra zak te besparen. Ik kocht één mango, wat paprika’s, aubergines en sinaasappels in een netje. Alles ging in een aparte plastic zak. Ook de sinaasappels. Bij de kassa nam de jongen aan het einde van de band zijn taak zeer serieus. Hij toverde een grote zak tevoorschijn, daar zou alles wel in passen. Ik kon nog net uitbrengen: “maar het zit allemaal al in een zakje…”. Hij keek me niet-begrijpend aan, maar vouwde de reuze-zak wel terug. Vandaag nog een keer net op tijd: de papieren zak om mijn brood leek me genoeg.

De kavera’s, zoals plastic zakken hier heten, zijn overal en mensen gebruiken ze voor van alles. Alles wat men koopt of verkoopt gaat in flinterdunne zakjes. Op de markt lopen jongetjes die de zakjes als handelswaar aanbieden. En er wordt ook uit gegeten. Van de week hield ik mijn gezicht nog net in de plooi toen mijn Ugandese gesprekspartners voorstelden om een rijstmaaltijd aan 600 kinderen in plastic zakjes te serveren. Zelf zet ik het overschot in als vuilniszak. Milieuvriendelijk is anders.

Nu de regentijd er weer aan komt, duiken de kavera’s ook op andere manieren op in het straatbeeld. Bijvoorbeeld als regenkapjes die de zorgvuldig aangebrachte weave of het ontembare kroeshaar van Ugandese vrouwen moeten beschermen. Maar de zakken verstoppen ook de al slechte riolen. Die stromen over en zorgen ervoor dat ziekten gemakkelijker verspreiden. Mensen gebruiken de zakken als mobiel toilet. Waarna ze in de goot belanden en openbreken tijdens de volgende bui. Vlakbij ons huis verzamelt al dat vuil zich in een groot moerasgebied. Tussen al het plastic plukken buurtbewoners er uit wat nog van waarde is.

Al in 2007 kondigde de Ugandese regering aan plastic zakken te willen verbieden. In 2012 deed de Ugandese High Court uitspraak in een langlopende rechtszaak in de kwestie: de rechters sommeerden de volksvertegenwoordigers de plastic zakken te verbieden. Ze hebben te veel negatieve gevolgen voor de volksgezondheid.

Tot vandaag heeft geen wet met die strekking het parlement gepasseerd. De wet die homoseksualiteit, het niet-aangeven of ondersteunen van homo’s strafbaar maakt, kreeg wel een meerderheid. Evenals de nu al beruchte Anti-Pornografie wetgeving, met daarin een verbod op ‘het zich onfatsoenlijk kleden, met als doel het opzettelijk opwinden van het andere geslacht’. Het leidde recent tot het publiekelijk uitkleden van vrouwen in mini-rok.

Blikvernauwing kenmerkt de verslaafde.

Mannetjes

Ik ben afhankelijk van mannetjes. Terwijl er in de Nederlandse kranten een discussie gaande is over het einde van de emancipatie, gebrek aan keuzevrijheid van vrouwen en feministische golven ben ik afhankelijk van mannetjes. Ze zijn overal. En ik heb ze nodig.

De meeste mannetjes hebben een specialiteit. Het meest in het oog springen de boda-mannetjes. Zij bepalen het straatbeeld. Ze vervoeren mensen op hun motor. Of kippen, matrassen, houten palen, een varken. Meestal gaat dat gezien de inhaalmanoeuvres die ze onderweg uithalen wonderbaarlijk goed. Maar boda-mannetjes zijn niet altijd onderweg. Omdat ze met zo veel zijn, wordt er ook aardig wat gehangen. Ik heb inmiddels ontdekt dat ik dat niet te licht moet nemen. Hangen is een kunst. Voorover met het hoofd op de tank, zijwaarts tegen de dichtstbijzijnde boom of achterover met de benen op het stuur. Maar nooit té comfortabel. Want bij het zien van een potentiële klant is het zaak zo snel mogelijk te starten, de concurrentie voor te zijn en je weer in de verkeerschaos te mengen.

Ik heb ook kennis gemaakt met de in-en-om-huis mannetjes. Zij kunnen dingen die ik zelf niet kan of waar ik hier geen spullen voor heb. Het is alleen altijd afwachten of ze dat laten zien. Meestal komen de in-en-om-huis mannetjes als er iets gemaakt moet worden. Een wc, de elektriciteit, een kastje, de auto. Op het oog lijkt het eenvoudig. Ik kies het juiste mannetje in mijn telefoon. Ze staan netjes opgeslagen als Deo-hout, Joseph-taxi, John-car, Dan-frites (ben zelf ook vergeten wat de link was) en Nicolas-elektra. We spreken een tijd af en ze komen. Het kan een uurtje later zijn. Dan is het vervolgens vooral een kwestie van vertrouwen. Bijvoorbeeld als ze met drie man komen om een telefoon te maken en er één niets anders doet dan op de bank neerploffen. Of zo ongeveer alle onderdelen in de toiletpot zijn vervangen, maar er nog steeds water op de vloer lekt. Ze per ongeluk vergeten zijn een aantal cruciale onderdelen op te nemen in de offerte, waardoor de klus eindigt met nóg een onderhandeling.

Oppassen is het met de voor-je-het-weet-zijn-ze-al-weer-weg mannetjes. Hun specialisme is verdwijnen. Shawn is zo’n mannetje. Tijdens de eerste weken van mijn verblijf in Uganda kwam ik hem bijna dagelijks tegen. Ik dacht eerst dat hij ook van goede cappuccino’s hield en me daarnaast wel wilde helpen met de aanschaf van een auto. Maar toen ‘zijn’ auto het niet werd, heb ik hem nooit meer gezien. De voor-je-het-weet-zijn-ze-al-weer-weg mannetjes lopen ook op straat, meestal met alles wat je op dat moment net niet nodig hebt. Beltegoed, 3 kilo mango’s, een vis, elektrische vliegenvangers of wc-papier. Maar soms is het raak. Dan komt er uit het niets ineens een mannetje tevoorschijn met het gedroomde product. Nooit aarzelen, meteen doen. Voor je het weet zijn ze alweer verdwenen.

Tot slot mijn persoonlijke favorieten: de veiligheidsmannetjes. Net als de boda-mannetjes zijn ze overal. Ik vind ze als ik boodschappen ga doen, bij restaurants en ook gewoon in de tuin. Veiligheidsmannetjes kunnen goed helpen, bijvoorbeeld als ik de auto op een minuscule parkeerplaats moet zetten. Rond zonsondergang zie ik ze in grote getale in de achterbak van pick-ups, op weg naar hun nachtelijke locaties. Altijd strak in het uniform. Ze zijn ingetogen, want veiligheid is natuurlijk een serieuze aangelegenheid (…). Al verdenk ik de twee van de supermarkt er van dat ze gewoon graag ontdekken wat er in mijn tas zit. Het mooiste aan veiligheidsmannetjes is dat ze hun gespeelde afstandelijkheid zo snel verliezen. Dat de strenge militair die een van de cruciale bruggen over de Nijl bewaakt me na 5 minuten om mijn telefoonnummer vraagt. Dat bij het veiligheidsmannetje met het grote geweer ineens een Backstreetboys ringtone afgaat. Dat ik nacht-guard Doctor roep en hij me niet hoort omdat hij op zijn telefoon over verschillende soorten cake-glazuur zit te lezen.

Mannetjes, ze maken mijn dag.

Kitu Kidogo

Het is een uur of acht ’s avonds als de auto eindelijk wat vaart maakt. We hebben vrijwel de hele route in de file gestaan. Welkom in Nairobi, de Keniaanse hoofdstad die berucht is om zijn enorme traffic jams. Toen ik een paar dagen eerder van het vliegveld werd gehaald leken de wegen er juist een verademing. Vanuit Kampala had ik bijna een lichte cultuurschok. De wegen zijn goed geasfalteerd, verlicht, omzoomt door Westers aandoende hoogbouw en voorzien van bewegwijzering en verkeerslichten. Maar daar heb je allemaal weinig aan als je je in de spits veelal stapvoets verplaatst.

Ik schrik op van de felle bundels licht die ineens naar binnen schijnen. Politie. We moeten stoppen. Blijkbaar hebben we een doorgetrokken streep over het hoofd gezien. En ook in Kenia mag je daar niet over heen. Maar in het kwartier dat volgt gaan we grenzen over die ik in Nederland niet zou passeren. De boete voor de overtreding bedraagt omgerekend zo’n 430 euro. Maar dat is morgen. Eerst moeten we een kleine 200 euro op het politiebureau afrekenen. Tenzij onze bestuurder een nachtje in de cel wil doorbrengen. Geen geringe bedragen voor een land met een gemiddeld jaarinkomen van nog geen 1300 euro.

Nu weten we ook dat er bijna nooit iemand op het politiebureau belandt. Dit soort dingen worden direct geregeld. Alleen willen we dat voorstel zelf niet doen. We bieden onze excuses aan en vragen om een officiële waarschuwing. Maar nee, die bestaat niet. Intussen lopen er zo’n zes gewapende agenten om de auto heen. Een van hen schuift naast me op de achterbank en richt het woord tot mij. Gezellig is anders. Wanneer hij merkt dat er weinig te halen is, stapt hij weer uit. En net als we denken dat de avond eindigt op een kil politiebureau in plaats van in het restaurant waar we nog maar 100 meter van verwijderd zijn, vallen de verlossende woorden. Kitu kidogo: iets kleins. We besluiten op het aanbod in te gaan en ronden het af op 35 euro.

Zo dicht bij is corruptie hier. Er is geen excuus voor, maar het is wel een opluchting. Ook in Uganda hangt het in de lucht. Regelmatig kom ik mensen tegen die zich beklagen over corrupte politici. Alan, de man van wie we onze auto kochten, geeft de machthebbers de schuld van blijvend slechte wegen. En ook gezondheids- en onderwijsprojecten komen niet van de grond. “Ze steken het geld gewoon in eigen zak,” zo foetert hij. Vreemd genoeg kan zijn woede prima bestaan naast het feit dat hij onder onze neus een dealtje maakt met de automonteur. Om op die manier beiden meer in eigen zak steken.

Kenia en Uganda hebben geen fraaie reputatie als het om corruptie gaat. De landen staan op plek 136 en 140 (uit 177) op de Corruption Perception Index 2013. Uganda heeft wel adequate wetgeving, maar de implementatie laat nog veel te wensen over. Om hun ongenoegen te uiten startten een aantal civil society organisaties ruim een jaar geleden de Black Monday Movement. Deze maatschappelijke beweging probeert corruptie bloot te leggen en te bestrijden. Bijvoorbeeld door mensen aan te moedigen elke maandag in het zwart gekleed te gaan en met minstens tien anderen over corruptie te praten.

Bij deze.

Maar dat is niet alles. De Black Monday Movement maakt een ander belangrijk statement. Ze betitelen corruptie als diefstal. Dat maakt het mogelijk om aan te sluiten bij een voor iedereen verwerpelijk concept. Stelen doe je niet. En dat is alles behalve kitu kidogo.

An English version can be found here